donderdag 25 februari 2010

De PVV moet juist investeren in kunst

De Haagse PVV lijsttrekker Sietse Fritsma stelt de vraag: „Waarom moet Jan Modaal betalen voor een elitegezelschap dat een tromboneclubje bezoekt?”. Hij maakt zich zorgen over de kwakkelende economische situatie, onmenselijke toestanden in de zorg en op straat en de teloorgang van de westerse beschaving. Zijn antwoord daarop is onder anderen snoeien in de subsidies voor kunst en cultuur. Dat is 'een beetje dom', zou de echtgenote van onze kroonprins zeggen.

Wat de heer Fritsma en de Partij voor de Vrijheid lijken te vergeten is dat subsidies niets meer of minder zijn dan investeringen. En de PVV wil graag investeren. In zaken die er echt toe doen en daar hebben ze gelijk in. De partij wil bijvoorbeeld investeren in het welzijn van mensen door meer politie de straat op te sturen en geld vrij te maken voor ouderenzorg. Een nobel standpunt. Ook wil de partij investeren in welvaart met een duurzaam sterkere economie. Een verstandig standpunt. Alleen is het afschaffen van subsidies voor kunst en cultuur niet de juiste oplossing om de financiering van deze doelstellingen rond te krijgen. Subsidie voor kunst en cultuur is namelijk de beste lange termijn investering die men kan doen op het gebied van zowel welzijn als welvaart.

'Kunst moet vooral mooi zijn', zei Richard de Mos, nummer zeven op de lijst van Fritsma, laatst nog tijdens een debat in het Haagse Theater aan het Spui. Dat klopt gedeeltelijk. Kunst houdt zich bezig met het Goede, het Ware en het Schone. 'Kunst moet vooral mooi zijn', gaat alleen maar over schoonheid. Kunst moet vooral stimuleren. De stimulering van de zintuigen is maar een gedeelte daarvan.

Kunst kan juist ook economisch stimuleren. Achterstandswijken bloeien op onder invloed van kunst en cultuur. Zowel economisch als maatschappelijk. De linkse kerk zou zeggen dat dit komt omdat culturele activiteiten mensen dichter bij brengen. Dat is misschien waar, maar nauwelijks meetbaar. De waarheid is veel simpeler: achterstandswijken bloeien op omdat kunst en cultuur mensen met hoge opleidingen en goede inkomens aantrekt. Beter nog dan dat: creatieve, gedreven en betrokken mensen met hoge opleidingen en goede inkomens. De zogenaamde culturele elite. Deze culturele elite is een groep waar de PVV zich graag tegen af mag zetten. Wat vreemd is aangezien dit de groep bij uitstek is die de economie voortstuwt.

Een bruisend cultureel leven trekt niet alleen de juiste mensen aan, maar ook de juiste instanties. Den Haag is een geweldig voorbeeld van een stad waar politiek, cultuur en ondernemerschap elkaar beïnvloeden en stimuleren. Organisaties als het Nederlands Dans Theater en het Nationale Toneel verlenen een stad prestige, wat de stad voor (inter)nationale instanties en bedrijven interessant maakt om zich hier te vestigen. Een hoofdkantoor is immers een belangrijk visitekaartje. Wat is er mooier dan dat hoofdkantoor tegenover een architectonisch hoogstandje als de Koninklijke Schouwburg? Het is jarenlang goed genoeg geweest voor de Amerikaanse ambassade. Het cultureel aantrekkelijk maken van een stad voor bedrijven en instanties is een directe stimulans voor economische en politieke invloed van die stad.

En wat merkt de gewone man daarvan? Iedereen is gebaat bij een toestroom van economisch succesvolle mensen en bedrijven. Simpelweg omdat dit belastinggeld in het laatje brengt, maar ook omdat andere ondernemers die niet tot de culturele, zakelijke of politieke elite behoren daar omzet uit kunnen halen. Waarom concurreren grote steden in heel Europa met elkaar om culturele hoofdstad te worden? Om dezelfde reden waarom steden met elkaar concurreren om de Olympische Spelen te mogen huisvesten: het kost wat, maar het levert veel meer op. Mensen die sportwedstrijden bijwonen moeten ook eten, drinken en slapen. Hetzelfde geldt voor culturele activiteiten. Mensen die een museum bezoeken of naar een toneelvoorstelling gaan moeten natuurlijk ook iets eten en drinken. En als ze dan toch vanuit Zoetermeer naar Den Haag reizen, plakken ze er misschien ook nog een middagje winkelen aan vast. Een directe inkomstenbron voor de lokale middenstand dus.

Tot zover het welvaartsaspect van kunst en cultuur. Over het welzijnsaspect kunnen we alleen maar in oeverloze discussies belanden, aangezien welzijn beduidend moeilijker te definiëren en oneindig moeilijker te meten valt. Kort samengevat kun je zeggen dat de rol die kunst daarin probeert te spelen het vormen is van mensen in moreel en emotioneel opzicht: om het Goede te doen. Dat is een discutabel onderwerp. Terecht haalt de heer Bosma van de landelijke PVV de grote staatsman Thorbecke aan die zegt: “De kunst is geen regeringszaak, in zoverre de regering geen oordeel, noch enig gezag heeft op het gebied van de kunst”. De kunst is inderdaad geen regeringszaak wat betreft de inhoud, wel wat betreft het behoud. En dat is een belangrijke taak. Kunst is bij uitstek een drager van de verdiensten van een beschaving: van de normen en waarden van een cultuur - en maakt deze invoelbaar. De optelsom van kunstwerken bevat de blauwdruk voor de Westerse cultuur.

De PVV erkent dat gedeeltelijk en wil dat het Nationaal Erfgoed behouden blijft, maar beperkt zich tot musea. Nationaal Erfgoed behelst echter niet alleen tastbare kunstwerken uit het verleden, maar ook de levende kunst nu. Om in de toekomst nog een Nationaal Erfgoed te hebben moet daar nu op voortgebouwd worden. Lang niet alle kunst die nu gemaakt wordt zal de tand des tijds doorstaan, maar de kunstenaars die dat wel doen zijn de Rembrandt's en Vondels van de toekomst. De toonkunsten als toneel en dans nemen wat dat betreft een speciaal plekje in, in dat Nationale Erfgoed. Ze leveren geen tastbare objecten op als beelden en schilderijen. De toonkunsten zijn orale kunstuitingen - zoals dat heet - een kunstvorm die van generatie op generatie wordt overgedragen. Er wordt echter wel degelijk iets overgedragen: een verhaal, een werkwijze, een visie. Juist omdat deze kunstvorm van mens op mens overgedragen wordt, zou een eeuw zonder overdracht een ramp zijn. Vergelijk dit met een ketting waar een schakel uitgehaald wordt. De ketting is doorbroken.

Zoals gezegd beland je met dit soort discussies eenvoudig in een meningenstrijd. De PVV heeft gelukkig niets tegen kunst in het algemeen, dus die discussie hoeft verder ook niet gevoerd te worden. Het probleem dat de PVV met kunst lijkt te hebben is dat het voorbehouden is aan een elite en dat het de gemeente en landelijke overheid geld kost.

Dat het publiek voor kunstzinnige uitingen beperkt is tot een culturele en economische elite is een verdriet dat iedereen met Fritsma en de PVV zal delen. Culturele instanties zouden niets liever willen dan minder elitaire groepen kennis te laten maken met de rijkdom die zij te bieden hebben. Daar wordt ook al jaren met wisselend succes hard aan getrokken. Laten we ons ondertussen troosten met het feit dat eerder genoemde elite de weg wel weet te vinden naar de schouwburgen en musea. Juist omdat dit de elite is. “Cultuur wordt geschapen door elites en schept zelf elites. Dat betekent echter niet dat cultuur niets te maken heeft met verbondenheid of de sociale behoefte om een gedeelde manier van leven te definiëren en te bewaren” (1). Als geen ander heeft de elite namelijk de macht en invloed om dingen te behouden of te veranderen. De mogelijkheid om juist deze groep te beïnvloeden met waarden die belangrijk zijn voor de Westerse cultuur - waarden die ook de PVV aanhangt - zou dus toegejuicht moeten worden.

Over de kosten zegt Richard de Mos: "De discussie gaat voortdurend over welke kunstenaar krijgt er hoeveel geld, maar zou juist moeten gaan welke kunstenaar maakt de mooiste kunst. De kunstsector zou veel meer naar het Amerikaanse model moeten en particuliere sponsors moeten werven". De kunst is economisch een zwakke speler, omdat de opbrengsten ervan direct de samenleving invloeien. De kunstenaar is niet degene die financieel profiteert. Dat zijn de lokale middenstand, innovatieve bedrijven, de gemeenten, de provincie en de landelijke overheid. Een kunstenaar kan niet overleven in een vrije markt en moet dus economisch kunstmatig in stand gehouden worden ten behoeve van het algemeen nut - net als een snelweg of overheidsloket. Dat kan door private giften of overheidssubsidies. Private giften zijn in Angelsaksische landen mogelijk dankzij het belastingsysteem. De belastingen zijn lager en giften aan cultuur leveren zelfs aanzienlijk belastingvoordeel op. Private financiering is dus mogelijk door een aderlating van het belastingstelsel - het gemeenschapsgeld. Dit betekent per saldo dat de belastingbetaler evengoed betaalt. Terecht aangezien iedereen direct of indirect van kunst en cultuur profiteert.

Het standpunt van de PVV is goed bedoeld, maar kortzichtig. Zij wil direct investeringen doen die zich op de korte termijn uitbetalen. Investeringen die op de lange termijn op indirecte wijze een meetbaar effect hebben op zowel welzijn als welvaart komen in haar partijprogramma nauwelijks aan bod. Stemmen op de PVV is stemmen op het hier en nu. Het kan een tijdelijk positief effect hebben op de leefbaarheid van stad en land. Stemmen op de PVV is echter ook stemmen tegen de toekomst. Als de PVV welzijn, welvaart en beschaving echt zo hoog in het vaandel heeft staan snijdt ze zichzelf in de vingers door de subsidiering van kunst op te heffen of in te perken. Elke juist geïnvesteerde euro in kunst en cultuur brengt het meervoudige op. Daarom moet Jan Modaal dus betalen voor een elitegezelschap dat een tromboneclubje bezoekt.

Costiaan Mesu

(1) Roger Scruton - Waarom cultuur belangrijk is.

Geen opmerkingen: